Land over zand
‘Poëzie verkent de alternatieve aanvliegroutes’, lezen we in Zusterstad 2.0, in die typische mengeling van omineuze directheid en door elkaar geklutst jargon die van Astrid Lampe zo’n unieke dichter maakt, op podium en op papier. Altijd is er beweging in haar werk, als lezer word je van hier naar ginder gestuurd, vaak binnen een enkele regel. In Zusterstad 2.0 is de geglobaliseerde poëzie van Lampe opnieuw een wijd net, waarin talloze – niet altijd harmonieuze – werelden passen.
De bundel opent met een soort voorwerk, waarin een roadtrip door de woestijn wordt beschreven, een poëzietour met de wat koddige naam Magical Mystery Poetry Tour. De spreker lijkt gedesoriënteerd, in deze vreemde omgeving – hoe lees ik dit, vraagt zij zich af bij verschillende vormen. Ze besluit mee te plooien, en zich te laten verpletteren door de complexe schakeringen van een girihmozaïek. Het is een muzisch openingsstuk, waarin het schrijven op gang wordt gebracht.
De dichter wil echter niet worden gewiegd, maar door elkaar geschud. Het zijn de muzen van Lampe die de ‘nestkastjes verhangen’, oftewel het meubilair in het hoofd eens flink door de war schoppen en met de codes rotzooien. Hoewel de vorm van deze gedichten afwijkt – korte regels, geen wit, stromend – van de bladspiegelrekkende poëzie die we wel met Lampe associëren, is dit toch een vertrouwde inzet. De afdeling eindigt in een programma, en wel om ‘buiten de Wereldbank om/ terrein op de Sahara terug te winnen’:
Het reanimeren van dode zones en die met een ander gebruik opladen, zo zou je Lampes project in deze bundel kunnen omschrijven. Na deze openingsserie volgt een breuk, in het enige typografische experiment: over twee pagina’s staat, van boven naar onderen, de zin THESE BOOTS ARE MADE FOR WALKING. En net als in het nummer van Nancy Sinatra zullen die laarzen volledig over je heen lopen – cause that’s just what they’ll do. Dat is grappig en serieus, want het toerisme, en de diepe voren slijtende economische activiteit in het algemeen, is in deze bundel het doelwit. Maar de dichter is strijdlustig en laat niet over zich heen lopen. De rest van de bundel trekt dus volop van leer tegen de uitverkoop en de vermarkting van de stad en de banden tussen mensen, en is à la de situationistische dérive een poging een ander ritme aan te brengen – animerend en reanimerend wat zich ‘land over zand blijft weggeven’.
Lampe ontwerpt zo haar eigen zusterstad, cultiveert haar eigen stedenband. De term zusterstad krijgt doorgaans een nauwe definitie: een economische verbintenis, die bijvoorbeeld nieuwe toeristische aderen moet aanboren en dus in dienst staat van het vernetwerkte kapitaal, het flukse verkeer van personen, goederen en geldstromen over de wereld. Maar Lampe heeft een andere zusterstad op het oog – die van bad, bed en brood, waarin dromers en dwalers niet worden geweerd, waarin geen ruimte wordt verstikt. Die zusterstad krijgt steeds weer andere namen en beschrijvingen mee, die de bundel een opvallend lyrisch en politiek geluid geven:
Een zusterstad 2.0 dus, maar dan een die haar gemeenschappelijkheid, interactie en vervloeiing kan waarmaken, die ze niet in de glibberige mal giet van een neoliberale ideologie die er vrije arbeid in ziet. De bundel zit vol sarcastische humor op de fraseologie van dit economische evangelie waarin we allemaal worden gesocialiseerd, maar het wordt bijtend ontmanteld.
Lampe zoekt in deze nieuwe bundel, zoals in al haar werk, naar een weg tussen hypermobiliteit en vaste grond onder de voeten, naar een derde term, naar vloeibaarheid die je kunt vastpakken, maar wel licht. Geen banden die zich diep wortelen, maar die zich vasthaken, als een weefsel – of meer een industrieel stuk zeil of lap – met de rafelranden nog zichtbaar.