Wrang en teder sprookje
Een ‘novelle in verzen’ mag de derde bundel van Gents huidige stadsdichter David Troch volgens zijn uitgever wel genoemd worden. Of dat volgens Lodewicks Literaire vertelkunst helemaal klopt, weet ik niet zeker, maar doet er ook eigenlijk weinig toe: in elegante een-, twee- of drieregelige strofen schotelt de dichter ons een redelijk overzichtelijke vertelling voor. Zijn hoofdpersonage: een internationaal topmodel, behorend ‘tot de ongenaakbare/ katachtigen’. Ondanks haar schoonheid, weelde en stevige billen, bestaat deze Bianca net als ieder ander ‘uit klieren, zuren, darmen/ die haar meermaals daags naar de toiletpot dwingen’. Dat is denk ik waarvan Troch ons het meest wil doordringen: het is ook in een wereld van glitter en glamour lang niet alles goud wat er blinkt.
Bianca ‘is glanzend papier’, bestaat ‘voor een substantieel deel [...] uit water’, en ‘wil alle platgekauwde clichés’. Aan het begin van de bundel mag ze nog te benijden lijken, gaandeweg komen haar eenzaamheid en onzekerheden steeds sterker naar voren, tot er uiteindelijk weinig meer van haar over is, ‘een abrupt einde sluit/ aan bij de wegwerpmaatschappij’. En ook de dichter trekt zijn handen af van zijn model: ‘er is een herinnering’ luiden zijn laatste woorden slechts.
We hebben Trochs Bianca kort leren kennen, zagen hoe ze van plattelandspoppetje uitgroeide tot ‘op/ en top une pièce unique’, hoe ze worstelde met haar vroeg verongelukte moeder en haar gevoelsarme vader, en boven alles met haar eigen immense onvervuldheid. Het gelukkigst lijkt ze tussendoor te zijn wanneer ze zich haast kan voorstellen er niet te zijn:
Het is een wrang en teder sprookje, in meestentijds goed afgewogen woorden verteld, over een prinsessenmeisje dat verloren raakt in een oppervlakkig en prinsloos leven, ‘allesbehalve tekenfilm’.