Poëzie waar je om vraagt
Anneke Claus’ gedichten kunnen in het
zeer overtuigende Begrafenis van de mannen
worden opgevat als afsluitingen van relaties
of gebeurtenissen, waar Claus vanuit de ik-persoon naar kijkt in heldere, afgemeten zinnen, die vaak zeer grappig en treffend verwoord zijn. Niet weinig speelt seks of seksualiteit een rol, zelden echter zijn de gedichten uitgesproken erotisch. Seksuele handelingen, zowel genoten als tegen de zin in, lijken vooral een manier van verhouden te zijn. Als er al meer nadruk op komt te liggen, zou je wellicht kunnen zeggen dat het ter typering dient van zo’n verhouding.
Het maakt echter bepaald geen saaie poë zie. Door de knappe karakteriseringen en dito juxtapositie van zinnen, betrapte ik mij regelmatig op het onderdrukken van een plotseling opwellende lach. Onder iets dat in eerste instantie erg grappig lijkt, zit bij Claus namelijk vaak iets ernstigers of een dubbelheid die tot denken aanzet.
Neem het gedicht ‘Jij houdt van opmaten hè’: ‘Ik had kennis aan een regisseur, hij was van de romantische school’, opent Claus. ‘Van de Duitse, dacht hij, hemelhoog juichend – en dat andere wat hij/ telkens vergat’. Dan, in de tweede strofe:
Het lijkt zo’n eenduidig verhaal, maar wat bedoelt Claus precies met ‘ik vroeg erom’? En hééft de regisseur haar wel ontmaagd als je de erop volgende regels leest? Het blijft ontastbaar, wat aansluit op het prachtige, J.H. Leopold-waardige einde: