Weltschmerz 2.0
Hoop over been, de nieuwe bundel van Joep Kuiper (1981), is uitgegeven met een voorwoord. Een opvallend gegeven voor een hedendaags dichter. In de vergetelheid geraakt is Kuipers poëzie wel een beetje: het werd in 2003 voor de C. Buddingh’-prijs genomineerd, waarna er ruim tien jaar geen nieuw werk volgde. Ik was zijn naam eerlijk gezegd nog niet eerder tegengekomen.
De bundel opent verwachtingsvol, met een gedicht waarin de ochtend doorbreekt en het universum gloort van morgenlyriek en zeemystiek:
Dit zijn opwekkende regels. Maar de aftakeling maakt zich algauw van de dichter meester, want in het gedicht dat hier direct op volgt, rukt een beer de tent open die hij in de stad heeft opgezet: ‘nee, was ik maar in de natuur gebleven’, klinkt het met een zucht. Na dit sterke begin gaat het bergafwaarts voor de dichter, die zich op de vierkante centimeter van een verdovend burgerbestaan staande moet houden. Maar ook voor de lezer blijft er weinig over: die moet zich een bundel lang door een gedoemde wereld worstelen waarin alleen een bestaan ‘eenzaam op de middenstrook’ op weg naar werk nog rest.
Het probleem is dat deze visie op mens en maatschappij nogal clichématig (‘donkerpaarse wolken pakken zich samen boven de stortplaats’) is opgeschreven, in vaak gezwollen regels (‘supermarkten liggen erbij als ingeslagen schedels’) die niet overtuigen. De boodschap dat nergens redding is, wordt er in gehamerd, maar de momenten waarin de dichter de apathie overstijgt, met hoop, humor of een verrassend beeld, zijn te schaars. Het blijft bij Weltschmerz 2.0. Ik hoop dat Kuiper in een volgende bundel meer ruimte geeft aan de gevoeligheid waarmee hij deze bundel opent.