‘We are human,’ zegt Ahmed Alnaouq aan het slot van de bijeenkomst op 5 november in de tent van Crossing Border, op het Lange Voorhout in Den Haag. Het is gek natuurlijk, dat over een volk moet worden gezegd dat het uit mensen bestaat. Maar het is niet gek dat Alnaouq de noodzaak voelde dat te benadrukken. Hij heeft het over het Palestijnse volk, de bewoners van Gaza, het volk dat al ruim twee jaar wordt blootgesteld aan genocide en uithongering: door Israël, maar met actieve steun van de Verenigde Staten en Europa.
Tekst: Edwin Fagel
Foto's: Angie Louws
Ahmed Alnaouq is journalist en medeoprichter van het platform We Are Not Numbers, The Voices of Gaza’s Youth. Het platform is in 2014 opgericht met het doel de jonge schrijvers van Gaza een podium te bieden. Toen al was het nodig om te benadrukken dat Palestijnen mensen zijn, net als wij: mensen met behoeftes, dromen en ambities; mensen die van de natuur genieten en van hun familie houden. We Are Not Numbers publiceert bewust in het Engels, zodat de verhalen, gedichten en video’s voor de westerse lezer te begrijpen zijn. Eerder dit jaar verscheen de bloemlezing We Are Not Numbers, een verzameling teksten uit de afgelopen tien jaar van het bestaan van het platform.

Naast Alnaouq zitten verschillende schrijvers en dichters van het platform. Niet de auteurs die in het programma werden aangekondigd, want de meeste van hen konden geen visum krijgen. In hun plaats is een aantal andere schrijvers van het platform overgekomen uit de landen waar ze nu verblijven: Eman Alhajani, Anas Jnena, Ali Abusheikh en Alaa Mahdikudah. Aan het begin van de avond wordt benadrukt dat de schrijvers niet noodzakelijk over de genocide schrijven, maar ook over bijvoorbeeld de zee, verliefdheid of de natuur. Maar natuurlijk gaat het vervolgens alleen nog maar over de politieke situatie: al deze jonge schrijvers hebben verschrikkelijke gebeurtenissen ervaren en enorme verliezen mee moeten maken. Allemaal hebben ze de moeilijke keuze moeten maken de familie en geliefden die ze nog hebben in Gaza achter te laten, omdat ze vanuit hier meer kunnen doen om ze te helpen. Allemaal krijgen ze regelmatig bericht dat een familielid of vriend is gestorven.

We kennen de verhalen en ook de beelden. Maar om de ervaringen uit de eerste hand te horen, door mensen die het indringend onder woorden kunnen brengen, en om die mensen in de ogen te kijken – dat is toch echt iets anders. Ali Abusheikh (nu woonachtig in Qatar) vertelt dat zijn familie is gevlucht voor de gewelddadigheden, maar zijn vader weigerde het huis te verlaten. Om hem daar niet alleen te laten, is zijn broer ook gebleven. Ze zijn inmiddels allebei omgekomen. Alnaouq reageert door te vertellen dat hij in één klap 21 familieleden is verloren: ‘Het vlees en bloed van mijn neefjes, die mij ‘vader’ noemden, is vermengd met de stenen van het huis waar ik in ben opgegroeid’.

Eman Alhajani (nu woonachtig in het Verenigd Koninkrijk) vertelt over het bombardement aan het begin van de genocide, toen de Israëlische actie nog niet leek af te wijken van eerdere militaire acties. Ze stond in de keuken deeg te maken, toen ze ineens van haar sokken werd geblazen. Ze leest het gedicht dat in de bloemlezing is opgenomen, ‘My home’, en dat als volgt begint:
This place, where a wall can burst in, a table fly and spin, glass shatter faster than a flinch?
Velen van hen hebben ook te kampen met mentale problemen. Als Eman Alhajani over PTSD (Post Traumatic Stress Syndrom) spreekt, noemt Alnaouq het een chronisch stress-syndroom, want het trauma houdt niet op: het gaat maar door. Ook als je het geluk hebt om het land te ontvluchten, zoals de vanavond aanwezige schrijvers, dichters en wetenschappers, Gaza verlaat hen niet. Ze slapen niet vanwege de angst om familie en vrienden.
A year of fear
A year of sleeplessness
A year of breathlessness
A year of loss
A year of nightmares
A year of being dead
A year of getting killed
Day by day by day
365 days
Martyr after martyr after martyr
Lees hier de rest van het gedicht.
Anas Jnena geeft de aanwezigen mee volop te genieten van hun familie en geliefden, van een bries in je gezicht, van een uitzicht op zee: hij heeft, net als alle aanwezigen op het podium, aan den lijve ondervonden hoe kwetsbaar het leven is. Ter afsluiting lezen alle aanwezigen een gedicht over hun ervaringen. Steeds is hoorbaar hoe de dichter tijdens het lezen geëmotioneerd raakt. Er volgt een lang applaus en een staande ovatie.

Tijdens het vragenrondje draait het vooral om de vraag: ‘wat kunnen wij, als westerlingen, doen?’ Antwoord: deel onze verhalen. “Jullie hoeven niet namens ons te spreken: we hebben zelf een stem,” zegt Alnaoud. “Maar er zijn dingen die wij niet kunnen doen en jullie wel. Spreek je politieke vertegenwoordigers aan.”
Daarmee worden de aanwezigen aangesproken op hun geprivilegieerde positie en dat is ongemakkelijk. De schande, die de genocide in Gaza al ruim twee jaar is, wordt uitgevoerd in ons volle zicht. Ze wordt door onze volksvertegenwoordigers, uit onze naam, actief ondersteund en gefinancierd. Die ongemakkelijke waarheid zadelt ons op met de verplichting er iets aan te doen.