Clubkeuze

Elke editie kiest een panel van poëziekenners de meest interessante bundel van het seizoen. Awater-abonnees krijgen deze Clubkeuzebundel automatisch thuisgestuurd. Hieronder vindt u een overzicht.
  • 2025-1

    2025-1

    Omdat het een avontuur leek 

    Wat er inhoudelijk tijdens een juryoverleg wordt besproken is natuurlijk geheim. Toch laten we vaak iets van de afwegingen zien in het rapport. We noemen bijvoorbeeld welke bundels kans maakten en het net niet zijn geworden, of zeggen dat de keuze zeer moeilijk was. Deze keer was het overleg kort, niet omdat we beiden vonden dat één bundel ver boven de andere uitstak, maar omdat we zeer efficiënt vergaderden volgens het afvalsysteem. Een van ons liet drie bundels zien die volgens hem het zeker niet zouden moeten worden. Helaas zat hier de favoriet van de ander bij: dat deed pijn. Vervolgens toonde de ander een paar bundels die volgens hem zouden moeten afvallen, met daarbij een favoriet van het eerste jurylid. 

    Zo ging het verder tot er twee bundels over waren. Een ervan was het debuut van Sophia Blyden, Dobberen. De bundel gaat over hoop en het maken van keuzes voor een vrouw die worstelt met volwassenheid (wat dat dan ook mag zijn) en haar plaats in de wereld. In strakke zinnen benoemt zij in het ene gedicht de zwaarte van het leven: ‘dus blijf ik binnen/ ik ben somber/ ik wil aandacht/ ik ga onaangekondigd langs bij mijn gepensioneerde ouders/ ze doen niet open/ ik bel: mamma, met mij!/ waar zijn jullie in godsnaam!/ op pad, zegt ze/ mijn vader schatert op de achtergrond.’ In een ander gedicht bezingt Blyden het leven en de liefde. Zij gebruikt veel verwijzingen naar popmuziek: ‘jouw neus zou ik bezingen/ hoe je me laat gieren, gillen, brullen/ in elke kamer van het huis (we loved it ’cause of the light)’. 

    De bundel die we uiteindelijk kozen was Decem van Anne Provoost. In tien hoofdstukken laat zij een vluchteling aan het woord, die in snijdende monologen de lezer toespreekt. Er is al een hoop poëzie geschreven over vluchtelingen, maar Provoost doet het in een volstrekt eigen taal, en zonder opgeheven vingertje. Er is ruimte voor taalspel (‘en het zit hier vol met mensen die een maand of drie weken geleden/ geleden geleden geleden geleden geleden geleden hebben’) maar het wordt nergens vervelend of koket dat er in deze context ook gespeeld wordt. 

    De bundel wemelt van de aangrijpende passages, zoals ‘er waren herhalingen/ ik verwarde steeds vaker mijn handen/ ik ging op in nieuwe bestanden/ en zij verscheen telkens weer in de kleren/ waarin ze niet kon worden vervangen’. Het is een bundel om in één ruk uit te lezen, en die verschijnen niet vaak. Aan het eind is de lezer overrompeld, en enigszins ontzet door de spiegel die hier wordt voorgehouden. Of zoals de ik in Decem het verwoordt: ‘ik ging naar een gemaskerd bal met mijn eigen gezicht/ en alle gasten schreeuwden/ zo echt leek ik op hun angsten’. 

    Alek Dabrowski en Daan Doesborgh