Het bos ingaanDe jury stond bij deze editie voor een zware taak. Het leek wel of een selectie van de beste dichters van Nederland hun werk had opgespaard om eind 2023 en begin 2024 naar buiten te brengen. Er waren nieuwe bundels van Kees ’t Hart, Hester Knibbe, Sasja Janssen, Mischa Andriessen, Kira Wuck en Rozalie Hirs. En ander nieuw werk waar we lang naar hadden uitgekeken: van Peggy Verzett, Simone Atangana Bekono en Daan Doesborgh. Meer dan eens werd duidelijk dat de Nederlandse poëzie niet onder één noemer te vangen is. Betekenisvolle, geëngageerde poëzie bestaat naast abstract werk; bundels waarin de liefde uitvoerig wordt bezongen naast werk vol alledaagse observaties. Daar komt bij dat lezers, ook juryleden, hun eigen smaak en voorkeuren hebben. Na een eerste selectie bleven er niet slechts een stuk of vier bundels over, maar het dubbele aantal dat wij de lezer van Awater gunden. De ruimte ontbreekt om uit al deze bundels te citeren, dus hier volgt een greep:
Daan Doesborgh brengt in
Moet het zo een ode aan onze doden. Hij loopt langs lijnen van persoonlijk en nationaal verlies en legt de open wonden van de achtergebleven levenden bloot. De bundel brengt een gevoel van weltschmerz teweeg bij de lezer. ‘Een fokkenschoot die uit je handen schiet/ Wat gaat er door de bomen als verdriet?/ De telkens onbarmhartigere les/ We zijn doden maar we weten het nog niet’.
In
dagtekening van liefdesvormen laat Rozalie Hirs het affectieve spreken. Daar waar rationaliteit en degelijke vormen al lang hun zegje hebben gedaan, neemt de bundel je mee in een eindeloos liefdesgedicht waarin begin, eind en midden er niet toe lijken te doen maar ze tezamen toch als een geheel voelen: ‘wimperfijne jij die je bent/ van goudstof in de trant/ van naderende wolken/ klapwiekend rond wat was// op de wijze van de zon/ altijd vliegerende/ schrijver in een golvenstijl/ vleugels uitslaand’.
De keuze viel uiteindelijk op
Mond vol dobbelstenen van Tonnus Oosterhoff. De gedichten in deze bundel hebben korte regels en geen titels. Ze ogen eenvoudig, zitten vol subtiliteiten en kunnen soms luchtig en wreed tegelijkertijd zijn: ‘Peter knikt naar de kist waar hij naast staat./ “Hij kon
geestig zijn.’’/ Weet even geen voorbeeld.’
Het is moeilijk te zeggen waar de bundel precies over gaat en of je de gedichten apart moet kunnen duiden. Het is meer een bos waar je ingaat, je kunt rustig op de paden blijven wandelen, de taal voelt prettig aan. Je kunt ook afdwalen, terugbladeren en je verdiepen in wat je nu eigenlijk gelezen hebt. Een passend citaat om deze ervaring te delen:
In vroeger dagen, lang geleden,
was maken je schort openhouden
de boom laten doen een twee drie
met zwaartekracht een plek de zon
je sterrenpyjama een valstrik
kind, je bent de vreesachtige lens
van de ongedurige tijdprofessor de
onverantwoordelijke filmmaker.
Emma Blom en Alek Dabrowski