Clubkeuze

Elke editie kiest een panel van poëziekenners de meest interessante bundel van het seizoen. Awater-abonnees krijgen deze Clubkeuzebundel automatisch thuisgestuurd. Hieronder vindt u een overzicht.
  • 2023-2

    2023-2

    Verraderlijke lichtzinnigheid 

    Dit is de inzet van Ruth Lasters’ jongste bundel Tijgerbrood: zichzelf te verbijsteren door haar eigen redeneertrant op de voet te volgen. En het luisterrijke resultaat is een verzameling gedichten – zeker geen conceptbundel – die de kleinste invalshoeken (‘Zogezegd is de eetgrens van appels het klokhuis’) doen uitdijen tot wereldproblematieken en weer slinken tot ‘poemazwartste onwaarschijnlijkheid’. Het zijn de lichtzinnige vragen die we vaak overslaan, waar Lasters de draad oppikt: 

    ‘Vervoeren duiven die afstammen van vroegere postduiven/ dan een soort fantoompost?’, zo opent het gedicht ‘Oever’ om (disclaimer), al flirtend met het onnavolgbare, te eindigen in: ‘Alsof ze het ervoor doen,/ ze het zien als hun verantwoordelijkheid/ te lijken op bundels grauwe, onbezorgbare/ brieven.’ 

    Het is een poging het magische denken in ere te herstellen, zonder de grote boze werkelijkheid zijn gram te weigeren. Neem de schijnbaar achteloze vondst waarmee het gedicht ‘Lepel’ begint: ‘Of een kromme lepel waar een hele oorlog mee gegeten is/ – van de omgeroerde loopgraafketen/ tot het rode stremsel op de plassen –’, die uitmondt in de open vraag: ‘Of gruwel die niet zonder breken terug te buigen valt/ niet omringd dient door bestek/ dat naar bange burgermonden warmte// bracht’. 

    Ook is Lasters er niet vies van haar kwikzilveren verstand in te zetten om alles wat zich onomstotelijk superieur waant op zijn plaats te zetten. Hoewel het geen moment pamflettistisch wordt, zeggens dit gedicht over een laatste avondmaal over de rug van uitgestorven prijswinnaars: ‘de allerlaatste mensen eten in een eindeloze trofeeënkamer/ zittend op Ballons d’Or (…) Ze snijden dwerggoudbrasems uit zuurstofarme oceanen aan/ op platina platen zoals Abbey Road (...) en slurpen uit vergulde bekers van Grand Slams’. Noch is ze te beroerd om de Vlaamse staat aan te klagen wegens zijn gebrek aan waardering voor de lager opgeleide scholier in het gedicht ‘Losgeld’. 

    Uit de rijkdom aan stemmen, stijlen en virtuositeit die de ingezonden bundels ons boden kozen we Tijgerbrood, een verzameling gedichten die een overstelpende verbeelding paren aan een weidse blik. 

    Myrte Leffring en Bernard Wesseling