Poëzie Live

Awater is meer dan een tijdschrift. We staan met regelmaat op literaire festivals, in boekwinkels en elders op een podium met een poezieprogramma: Awater Live. Hier lees je de verslagen van eerdere edities, vaak met luisterfragmenten.
Daarnaast zoeken we de poëzie op door festivals in het hele land te bezoeken: met een stand of als bezoeker, zoals Poetry International, De Nacht van de Poëzie of Dichters in de Prinsentuin. Hiervan doen we op deze plek ook verslag.

  • Perdu, Amsterdam

    8 juli 2021
    Perdu, Amsterdam

    Gedichten in de maak

    Voor een select gezelschap in Perdu in Amsterdam - vanwege de coronamaatregelen - en een groter publiek via de livestream vond op 8 juli de presentatie plaats van het zomernummer van poëzietijdschrift Awater. Te gast tijdens deze Awater Live: Dorien de Wit, schrijver van de Poëzieclubkeuze-bundel; Antoine de Kom en Willem Thies. Zij droegen voor, maar werden voorafgaand aan hun voordracht geïnterviewd door hoofdredacteur Myrte Leffring.


    tekst en screenshotfoto's: Liliane Waanders


    Dorien de Wit

    ‘Een bundel waarin tijdens kantooruren verre reizen worden gemaakt en waarin een vluchtpunt op papier ervoor kan zorgen dat je niet meer weet waar je gebleven bent. Een bundel waarin de benoemde ruimte geen afstand schept, maar door de registerende, sobere toon juist emotioneel gewicht krijgt.’ Daarom, en ‘vanwege de genoemde perspectivische lenigheid en de precisie waarmee de auteur een herkenbare vervreemding weet op te roepen’ kozen Vicky Francken en Mieke van Zonneveld het debuut eindig de dag nooit met een vraag van Dorien de Wit tot clubkeuze-bundel.

    Dorien de Wit won in 2017 de Turing Gedichtenwedstrijd met het gedicht Legenda. Ook voor die tijd schreef Dorien de Wit al, maar haar schrijven kreeg een boost door die wedstrijd. Van een deel van het prijzengeld veroorloofde ze zich een tuinhuisje, maar een schrijfplek werd dat niet. ‘Ik schrijft het liefst onderweg. Op Schiphol, in een wegrestaurant of als ik ergens overnacht. In beweging zijn of me in een nieuwe omgeving begeven, dat is van invloed, maar een gedicht afmaken, dat doe ik thuis.’





    Myrte Leffring meent enige verwantschap te zien tussen het werk van Dorien de Wit en dat van K. Schippers, ‘vanwege het observeren en precieze formuleren, waardoor je anders tegen de dingen aan gaat kijken.’
    Dorien de Wit: ‘K. Schippers is een held. Maar er zijn meer dichters die mij inspireren: K. Michel, Martin Reints, Bernke Klein Zandvoort en Maria Barnas.’

    Er viel Myrte Leffring nog iets op in de poëzie van Dorien de Wit: ‘Je hebt iets met zwaartekracht.’ Dorien de Wit: ‘Het gaat niet zozeer om die zwaartekracht. Ik trek de realiteit in twijfel. De vraag is: zijn de elementen wel betrouwbaar?’ Dat is wat het maken van een gedicht van haar vraagt. ‘Voor mij is het belangrijk dat het een zoektocht is. Er is iets dat mij bezighoudt, en ik probeer mezelf iets uit te leggen. Als ik uiteindelijk iets heb geformuleerd, omdat ik ergens achter gekomen ben dat ik nog niet wist, dan weet ik niet meteen zeker of dat ding van tekst ook een goed gedicht is.’


    Antoine de Kom

    Een week na Keti Koti lijkt het voor de hand te liggen te vragen wat Antoine de Kom heeft met de viering van het einde van de slavernij. ‘Er valt niets te vieren als je eerst drie eeuwen mensen gijzelt. Dat de koning slaven op 1 juli 1863 formeel de vrijheid gunde, was een dode mus: daarna duurde het nog tien jaar. Ik deel de opvatting van mijn grootvader - [Antoine de Kom is de kleinzoon van Anton de Kom, schrijver van Wij slaven van Suriname, lw] - die daar buitengewoon pissig over was.’





    Als dat verleden al een rol speelt in de poëzie van Antoine de Kom - die zijn eerste gedicht schreef toen hij zeven was: ‘voor mijn bruine tantes, zoals ik mijn Surinaamse tantes noemde’ en in 1980 een eerste, in zijn ogen mislukte, dichtbundel schreef naar aanleiding van zijn ervaringen opgedaan in een gezelschap van onafhankelijkheidsstrijders in Frans-Guyana - dan is dat op dezelfde wijze als waarop de actualiteit zijn gedichten binnen sijpelt. ‘Ik misbruik de actualiteit, ik probeer de actualiteit als het ware te verkruimelen en dan komen er elementen en facetten in de gedichten terecht. Maar een gedicht moet iets eigenstandigs worden, moet wel boven de actuele aanleiding uittorenen.’

    ‘Het gedicht moet de regie hebben. Het dient zich aan. Ik stuur niet. Als ik stuur wordt het catastrofaal, dan wordt het helemaal niets. Streven en sturen is het ergste dat mij kan overkomen.
    Ik ben professioneel lui als dichter, maar als je receptief bent, kan er iets gebeuren. En soms gebeurt er lange tijd niets, daar moet je je bij neerleggen.’

    In zijn recent verschenen bundel Demerararamen staat een cyclus geïnspireerd door collega-dichter Leo Vroman, met wie Antoine de Kom bevriend was. Hij bezocht Leo en zijn vrouw Tineke regelmatig. ‘We hadden het vrijwel nooit over poëzie. Het leek mij geen goed uitgangspunt om het over poëzie te hebben. Hij was poëzie. De gedichten in de bundel zijn na zijn dood geschreven.’
    Leo Vroman was volgens Antoine de Kom buitengewoon geïnteresseerd in de dood als verschijnsel.

    Hoewel Antoine de Kom van zichzelf vindt dat hij geen geëngageerd dichter is, diende zich in de dagen na de aanslag op Peter R. de Vries een gedicht aan. Ook dat draagt hij tijdens Awater Live voor.


    Willem Thies

    Willem Thies schreef met Mijn zoon hij zegt zijn meest persoonlijke bundel tot nu toe. Voor het eerst figureert bijvoorbeeld zijn zoon Boris - hij citeerde me laatst: ‘de hemel is een dwarreling van sterren’, al schreef ik warreling’ - in zijn poëzie. Maar er komen ook dit keer weer veel dieren in de bundel voor. Myrte Leffring betrapte een kerkuil, een goudvis en wolhandkrabben. Zijn die dieren de verbindende factor en zorgen zij er voor dat de gedichten in de bundel een geheel vormen?

    Willem Thies: ‘Ik heb mijn fauna beter op orde dan mijn flora. Dieren zijn magisch, fascinerend’, maar toch denkt hij niet dat hij ze met voorbedachten rade in zijn gedichten heeft gestopt opdat Mijn zoon hij zegt een homogene bundel werd. Willem Thies is het eens met wat Antoine de Kom over de totstandkoming van zijn gedichten zei: ‘Het gedicht bepaalt de weg, daarom zijn de gedichten in Mijn zoon hij zegt zo veelvormig.’





    ‘Ook de algemene - ‘vogels’, ‘honden’ - of specifieke - ‘kerkuil’, ‘goudvis’, ‘wolhandkrab’ - benaming van dieren is in overeenstemming met wat het gedicht vraagt. Zoals bij Lucebert ‘vogels’ en ‘vissen’ een mythische lading hebben, zo vervullen mijn ‘vogels’ en ‘honden’ een meer symbolische betekenis dan de specifiek bij naam genoemde dieren. Zodra je het over een kerkuil of een wolhandkrab hebt, gaat het om dat dier en zijn gedrag. Dan is het meer de echte habitat die je dat dier meegeeft.’

    Gevraagd naar dichters die hij bewondert noemt Willem Thies Marije Langelaar, Sasja Janssen, Eva Gerlach, Moustafa Stitou en Michael Tedja, allemaal ‘dichters met een ingetogen lyrische stem, niet bombastisch, maar wel donker en duister’.


    Het zomernummer

    Dorien de Wit, Antoine de Kom en Willem Thies zijn niet de enige dichters die aan bod komen in het zomernummer van Awater. Behalve recensies van het werk van onder andere Anne Broeksma, Roland Jooris, Babs Gons, Charles Ducal, Piet Gerbrandy en Tjitske Jansen, bevat het nummer beschouwende stukken over Alfred Schaffer, Farhad Showghi en Charles Simic, interviewde debutant Mattijs Deraedt zijn voorbeeld Ingmar Heytze, ontleedde Rob Schouten een gedicht van Lucebert, verstripte Gemma Plum een gedicht van Bernke Klein Zandvoort en schreef Dichter des Vaderlands Lieke Marsman een column.


    De hele uitzending is terug te zien op het YouTube-kanaal van Awater: https://www.youtube.com/watch?v=DIi4KN7HJPA