Poëzie Live

Awater is meer dan een tijdschrift. We staan met regelmaat op literaire festivals, in boekwinkels en elders op een podium met een poezieprogramma: Awater Live. Hier lees je de verslagen van eerdere edities, vaak met luisterfragmenten.
Daarnaast zoeken we de poëzie op door festivals in het hele land te bezoeken: met een stand of als bezoeker, zoals Poetry International, De Nacht van de Poëzie of Dichters in de Prinsentuin. Hiervan doen we op deze plek ook verslag.

  • Woordnacht, Rotterdam

    29 oktober 2022
    Woordnacht, Rotterdam

    Voor de presentatie van het najaarsnummer dook Awater Live op tijdens het Rotterdamse festival ‘Woordnacht’. In Het Nieuwe Instituut ontving hoofdredacteur Myrte Leffring dichter/vertaler Radna Fabias, illustrator/stripmaker/muzikant Jan Cleijne en dichter en collega-redacteur Rob Schouten.



    tekst en foto's: Liliane Waanders



    Radna Fabias daverde de poëzie binnen met haar bundel Habitus, die bekroond werd met bijna alle poëzieprijzen. Ze werkte tien jaar aan de bundel. Dat het inmiddels al weer een paar jaar relatief stil is en er nog geen nieuw werk op stapel staat, is iets waar Radna Fabias zich geen zorgen over maakt. Ze schrijft in de luwte, en ‘zo nu en dan zowaar een gedicht’ en ze vertaalt. Inmiddels verschenen er vertalingen van haar hand van het werk van Nobelprijswinnares Louise Glück en van Warsan Shire.



    In haar hoofd gekropen

    ‘Ga je door het vertalen anders schrijven?’ wil Myrte Leffring van Radna Fabias weten.
    ‘Ik denk het wel. Ik vertaal alleen maar teksten van mensen van wie ik onder de indruk ben. Of dat nu thematisch of ambachtelijk is. Ik geloof dat ik door alles waar ik aan blootgesteld word anders ga schrijven. Alleen is vertalen heel intiem.’
    Of ze door het vertalen van het werk van Louise Glück een kijkje in haar hart heeft gekregen, betwijfelt Radna Fabias. ‘Maar wel in haar hoofd. En in haar talige omgang met verlies. En dat vond ik wel prettig. Ik vond het inspirerend om haar poëzie te vertalen.’



    Als haar gevraagd wordt naar levende Nederlandstalige dichters die ze graag leest, is Radna Fabias op haar hoede. De vraag voelt voor haar als een strikvraag. Maar uiteindelijk komt er toch een antwoord: ‘Er zijn dichters die ik volg. Als er iets van ze uitkomt wil ik dat hebben. Ik lees Alfred Schaffer graag. En Mustafa Stitou. Ik vind het wel fijn dat het dichters zijn waar je wat langer op moet wachten. Ik deel die traagheid.’

    Vanwege het thema van Woordnacht, koos Radna Fabius voor haar voordracht drie gedichten uit haar bundel Habitus waarin het woord blauw voorkomt.



    Groots verbeelden

    Voor het najaarsnummer verstripte Jan Cleijne het laatste gedicht dat Radna Fabias voordraagt: ‘Drie manieren waarop ik de zee ben of ken’. Een echte poëzielezer is Jan Cleijne niet, maar hij durft zich wel poëet te noemen: ‘Ik ben geen schrijver, maar een tekenaar, ik probeer het in beelden te vertellen en dat kun je ook op een poëtische manier doen.’

    ‘Als je je verbindt met het kunstwerk van iemand anders en je je daartoe mag verhouden, dat vind ik echt een hele eer. Ik heb geprobeerd om in Radna’s hart te kijken.’
    Jan Cleijne kende Habitus, dus de context van ‘Drie manieren waarop ik de zee ben of ken’ niet. Hij kreeg alleen dat ene gedicht dat hij moest verstrippen. Hij las het gedicht, en daarna nog eens, ‘en dan ga ik associëren en dan kijk ik wel wat er gebeurt. Dan ga ik tekenen. Er ontstaat dan al vrij snel iets, zonder dat dat al meteen is hoe het moet worden.’

    De eerste schetsen waren meteen al ‘best verhalend. De woorden in het gedicht zijn specifiek – rots, blauw, water en zee. Concrete dingen’, maar Jan Cleijne waakte er tijdens het schetsen voor niet te letterlijk te tekenen. Afbeelden wat al in het gedicht staat, vindt hij flauw en dubbelop.
    ‘Ik probeer me tot het gedicht te verhouden. Ik probeer er zelf een verhaal in te ontdekken.’ Jan Cleijne vatte dat het verhaal dat Radna Fabias in ‘Drie manieren waarop ik de zee ken of ben’ samen:



    ‘Ik vind het heel fijn om verhalen te maken. En dit is de manier waarop ik dat dan doe.’

    ‘Ik begin altijd groot met schetsen, daarna wordt het formaat steeds kleiner. Ik begin het liefst met een zacht potlood.’ Nadat de verhalen die in zijn hoofd ontstonden op papier gezet waren, wilde Jan Cleijne zien wat er gebeurde als sterke beeldkeuzes zou maken en die zou inkleuren. In die fase ruilt hij papier en potlood in voor de computer, ‘maar het uiteindelijke resultaat is een combinatie van die twee manieren van werken.
    De definitieve schets maak ik op papier. Die schets scan ik in en werk ik vervolgens uit op de computer.’



    Jan Cleijne wilde het gedicht op grootse wijze verbeelden, maar pas toen hij het gevoel had ‘de diepte, het mysterieuze van de zee en dat waar wij allemaal vandaan komen’ in beelden te kunnen vangen, had hij het idee dat het goed zou komen. ‘Ik heb niet geprobeerd het gedicht helemaal te vatten of weer te geven zoals Radna het bedoeld heeft, al paste hij toen hij begreep dat de roots van Radna Fabias op Curaçao liggen, de kleuren aan.
    Dat de zee behalve iets fijns ook iets donkers en engs heeft, daarvan is Jan Cleijne zich zeer bewust. ‘Ik vind het wel mooi dat die rotsen iets onheilspellends hebben, als contrast. Nederlanders die er hun vakantie doorbrengen, associëren het Caraïbisch gebied met ‘zorgeloosheid’. Maar er is daar meer aan de hand.’



    ‘Blauwe anemonen’ onder de loep

    In elk nummer van Awater neemt redacteur Rob Schouten een gedicht onder de loep. Al close readend kleedt hij dat gedicht tot op het bot uit. In het najaarsnummer doet hij dat met ‘Hebben en zijn’ van Ed Hoornik. Tijdens Awater Live ontfermt hij zich, alweer vanwege het Blauw van Woordnacht, over ‘Blauwe anemonen’ van Judith Herzberg, zo te zien geen ingewikkeld ‘gedicht, geen moeilijke taal, het is een beetje een praatgedicht, parlandistisch zoals veel van Herzbergs werk’, dat bij nader inzien behoorlijk raadselachtig blijkt te zijn ook bij Rob Schouten de nodige en steeds weer nieuwe vragen oproept.