Wie schrijft met een tak in de wind of met een menselijke teen in het water
Puur van Pieter Boskma is een bundel vol contrasten. Dat geldt voor de uiteeenlopende onderwerpen en ook voor het taalgebruik, dat varieert van lichtvoetig en eenvoudig tot geruchtmakend en gecompliceerd. Aan de ene kant laat Boskma zich duidelijk kennen als een ge ngageerd dichter van de actualiteit, getuige bijvoorbeeld zijn grimmige reactie op de Irak-oorlog. Maar ook voelt hij zich ‘volmaakt passen in Villa Het Grote Geluk / op een duim met rondom uitzicht’.
Met overgave ondergaat en bezingt hij die tijdeloze wereld aan zee van Gorter, Roland Holst en Lucebert, de visionaire dichters van wie hij bekende regels parafraseert, voorgangers met wie hij zich verwant voelt: ‘zie maar / hoor maar, voel in hun bericht / door mij gevonden dat hier / amper iets veranderd is’. In zijn beschrijving van erotiek of zijn tijd van geweld en ‘bevingerde mores’ heeft Boskma bepaald niets van een fluwelen dichter, maar de gedachte aan zijn opa's huisje in het Friese Akkerwoude kan hem een idyllisch geluksgedicht ontlokken. Tegenover de barse toon van de boetprofeet ‘in dit overvolle land door sinterklazen falende / bedekt en aangeslagen’ staan feilloos geregistreerde momenten als ‘van grote woorden verstoken / ritselt een mees prunus’.
Doorgaans is in deze bundel een dichter aan het woord van de grote allure, absoluut niet bang voor een hooggestemd idioom. ‘Hoofdgerecht’ voor Gerrit Kouwenaar zet in met
Maar Boskma beschikt ook over sarcastische en quasi-luchtige registers:
Ook poëzie in de gewone omgangstaal komt voor in deze pluriforme bundel, zoals in ‘Brief uit Elegia’ voor Hafid Bouazza of in een passage als
Het zijn regels uit een aando nlijk gedicht over een al anoniem geworden maar niet meer te vergeten meisje in een park, ‘zo high je wist niet eens waarvan precies’. Geen taalgevoelige lezer zal zich kunnen onttrekken aan het altijd muzikale en stromende van deze po zie, die de indruk maakt op te wellen uit een onuitputtelijk beeldend vermogen. Ten bewijze waarvan dit visioen met zijn intrigerende slotregels:
Judith Herzberg en Ed Leeflang