Clubkeuze

Elke editie kiest een panel van poëziekenners de meest interessante bundel van het seizoen. Awater-abonnees krijgen deze Clubkeuzebundel automatisch thuisgestuurd. Hieronder vindt u een overzicht.
  • 2004-2

    2004-2

    Wie schrijft met een tak in de wind of met een menselijke teen in het water

    Puur van Pieter Boskma is een bundel vol contrasten. Dat geldt voor de uiteeenlopende onderwerpen en ook voor het taalgebruik, dat varieert van lichtvoetig en eenvoudig tot geruchtmakend en gecompliceerd. Aan de ene kant laat Boskma zich duidelijk kennen als een ge ngageerd dichter van de actualiteit, getuige bijvoorbeeld zijn grimmige reactie op de Irak-oorlog. Maar ook voelt hij zich ‘volmaakt passen in Villa Het Grote Geluk / op een duim met rondom uitzicht’.

    Met overgave ondergaat en bezingt hij die tijdeloze wereld aan zee van Gorter, Roland Holst en Lucebert, de visionaire dichters van wie hij bekende regels parafraseert, voorgangers met wie hij zich verwant voelt: ‘zie maar / hoor maar, voel in hun bericht / door mij gevonden dat hier / amper iets veranderd is’. In zijn beschrijving van erotiek of zijn tijd van geweld en ‘bevingerde mores’ heeft Boskma bepaald niets van een fluwelen dichter, maar de gedachte aan zijn opa's huisje in het Friese Akkerwoude kan hem een idyllisch geluksgedicht ontlokken. Tegenover de barse toon van de boetprofeet ‘in dit overvolle land door sinterklazen falende / bedekt en aangeslagen’ staan feilloos geregistreerde momenten als ‘van grote woorden verstoken / ritselt een mees prunus’.

    Doorgaans is in deze bundel een dichter aan het woord van de grote allure, absoluut niet bang voor een hooggestemd idioom. ‘Hoofdgerecht’ voor Gerrit Kouwenaar zet in met




    Meer dan te paard en rechter dan de botten
    der gevallenen - maar evengoed verlegen met
    het eigenste karkas - nader je de stilste trom
    van de decibellen (...)

    Maar Boskma beschikt ook over sarcastische en quasi-luchtige registers:


    Zeker de kroonprins ontfermt zich zoals het
    de jagende adel betaamt zich te buigen over
    de bloedende prooi en de pluchen honden
    af te blaffen (...)

    Ook poëzie in de gewone omgangstaal komt voor in deze pluriforme bundel, zoals in ‘Brief uit Elegia’ voor Hafid Bouazza of in een passage als


    En ik zei lieve X (laat ik nu je naam kwijt zijn)
    al die korte snelle jaren en ik heb nog steeds
    hoe zeg je dat the blues for you of zo -

    Het zijn regels uit een aando nlijk gedicht over een al anoniem geworden maar niet meer te vergeten meisje in een park, ‘zo high je wist niet eens waarvan precies’. Geen taalgevoelige lezer zal zich kunnen onttrekken aan het altijd muzikale en stromende van deze po zie, die de indruk maakt op te wellen uit een onuitputtelijk beeldend vermogen. Ten bewijze waarvan dit visioen met zijn intrigerende slotregels:


    Kind van berekening

    Zou zich nog ooit op een zonnige dag
    een waaier van warme, rustgevende kleuren
    over mijn leven ontvouwen, de geelgrijze
    berg met zijn donkere wangen, en al het
    verlangen, ja al het verlangen, en zal dan
    iets breeds als de ziel zich versmallen
    en evenwicht vinden als druppeltjes bloed
    in de aderen van een of ander systeem,
    en zal ik dan groeien of leren te spreken
    zonder te haten of liegen of dwepen, en de
    dieren lokken naar het strand om uit te blazen,
    de gehoefde, de gevederde, de kale, die met
    vachten, alle aandachtig luisterend, die met
    een staart fel kwispelend, en zal de reusachtige
    stem mij deelachtig dan worden begrepen door
    al wat beweegt, ook de bomen, de wolken,
    het water, het gras, en het stof dat vervliegt
    op de wind, die mijn adems adem is, en zal ik
    dan god zijn of gewoon   n van alle doden.



    Judith Herzberg en Ed Leeflang