De Ander van Rogi Wieg wijkt in zijn vormgeving af van de meeste andere dichtbundels. Zo liet de dichter acht van zijn schilderijen reproduceren die verband houden met zijn thematiek. Verder gaat aan de gedichten een tamelijk uitgebreide introductie vooraf. Daarin heeft de auteur het over vroegere verrichtingen als pianist en componist, maar vooral over zijn manier van schilderen en dichten. Ter wille van een zuivere beoordeling - het gaat tenslotte om po zie - zijn zowel de afbeeldingen als die introductie hier volledig buiten beschouwing gelaten.
De Ander is een autobiografische bundel, die opvalt door een verregaande, om niet te zeggen riskante openhartigheid. Er is sprake van dramatische ervaringen. Een gerechtelijke uitspraak verbiedt de dichter de omgang met zijn dochtertje. Hij maakt geen geheim van zijn doodsdrift en van zijn verblijf in een psychiatrische inrichting of gevangenis. De bundel sluit af met een serie bajesgedichten. Nu heeft po zie die het eigen wel en penibele wee beschrijft een lange traditie achter zich, maar dichters die zich zo met huid en haar blootgeven aan de lezer zijn in Nederland tegenwoordig schaars.
Onverhulde bekentenispo zie, het is een hachelijk genre en de weerstanden ertegen zijn niet van vandaag of gisteren. Dat is begrijpelijk genoeg: sentimentaliteit ligt op de loer en kleffe loslippigheid heeft iets stuitends. Maar die gevaren doen zich in De ander nu juist niet voor. Wiegs gedichten zijn niet opdringerig of larmoyant, de lezer voelt zich dan ook niet gegeneerd. Integendeel. Daarvoor is de kijk die de dichter heeft op zichzelf en zijn omstandigheden te verassend en te scherpzinnig, daarvoor is zijn toon te nuchter, op het lichtvoetige af. Bij de schrijnende onderwerpen die in De Ander worden aangesneden zou je bij wijze van tegenwicht een flinke dosis ironie of cynisme verwachten. Dat zijn nu eenmaal de geijkte middelen om het pijnlijke te relativeren en zo in één moeite door gedichten om zeep te helpen. Tot dergelijke gangbare ingrepen laat Wieg zich niet verleiden. Een zekere zelfspot is hem niet vreemd, maar tegenwoordigheid van geest en vitaliteit tegen de klippen op geven deze bundel zijn elan.
De Ander is het boek van iemand die niet opgeeft. Navrante bespiegelingen wisselen af met terloops aandoende zinnen als ‘Ik heb lang genoeg geleefd / om nog lang genoeg geleefd / te hebben’, ‘moeite doen is waardevol’ of ‘stupide om bij de dood te denken aan een begin.’ Wiegs bundel telt veel overtuigende en zelfs bemoedigende gedichten, zoals:
Judith Herzberg en Ed Leeflang