Eigenzinnig en aimabel
Bodemdaling van Rouke van der Hoek is een onalledaagse bundel, alleen al doordat er opvallend veel ongewone onderwerpen aan de orde komen. Zo is er, voor zover bekend, nooit eerder een gedicht gewijd aan de geschiedenis van de vitrage. De kans is groot dat hetzelfde geldt voor de aardappelcyclus, tuinbonen, een schildpaddenrace, kabels en riolen.
En neem de kastanjemineermot. Er zijn al heel wat sombere krantenstukken verschenen over de ellendige gedragingen van dat insect, maar in de poëzie had het zich tot nu toe niet weten te nestelen. Inmiddels laat het zich daar niet meer uit wegdenken.
Dit gedicht zegt al veel over de kwaliteiten van Van der Hoeks werk. Dat is op een luchtige manier leerzaam, want hij weet veel van cultuurgeschiedenis, aardrijkskunde en de natuur. Zo wordt de bundel besloten met een reeks gedichten over sperwers. De dichter is geïnteresseerd in de meest uiteenlopende feiten en verschijnselen en in de veranderingen die zich daarin voordoen. Zijn toon is die van de betrokken waarnemer, wiens speelse fantasie hem niet in de steek laat, zie secretaire en dashboard. Ondanks alle wijzigingen die zich voltrekken in landschap, mens en samenleving valt hij nauwelijks te betrappen op nostalgische neigingen. Laconiek ziet hij de ontwikkelingen onder ogen en goedgeluimd brengt hij ze onder woorden.
Een light-verse dichter is hij zeker niet. Daarvoor is zijn humor te onnadrukkelijk. De aanleidingen mogen vaak onaanzienlijk lijken, ze brengen Van der Hoek menigmaal tot amusante en verrassende gezichtspunten. Dat maakt Bodemdaling tot een opmerkelijk levendige en sympathieke bundel.
Judith Herzberg en Ed Leeflang