Almaar blijven branden
De wereld mag dan wel in brand staan, in Mark Boogs achtste bundel is zij bepaald niet de enige. Terwijl buiten de wereld vergaat en het gevaar zich van zijn beste (of slechtste?) kant laat zien – namelijk: ‘ontbolsterd’ – branden we zelf ook langzaam maar zeker op: binnen opgetrokken muren uit ‘de poreuze steen van alledag’. Niets om je druk over te maken, overigens, meent de dichter. Een traag verteerd raken is onherroepelijk onderdeel van het leven en de liefde:
En de zee houdt aan,
er klinkt slaap en belofte,
de zoete belofte van herhaling.
De laconieke maar betrokken manier waarop Boog in deze bundel laat zien en horen hoe ware geliefden samen in een soort van verworven schoonheid vermalen raken door de tand des tijds, is niet zozeer troostrijk, maar vooral bijzonder treffend geformuleerd. En nou vooruit: toch ook troostrijk. Verzoening ligt voor Boogs doen verrassend vervaarlijk om de hoek:
En als we tekortschieten, we schieten altijd tekort, zijn we op ons zelfst.
We kunnen uiteindelijk niet meer doen ‘dan blijven branden, almaar/ blijven branden. Kaarsen in kerken.’ De hoeveelheid citaten verraadt ons al: wij zijn hier weg van. Lees hem zelf, deze bundel die je dichten weer openslaat zoals je telkens weer, feniksgelijk, gaat liggen en weer opstaat: ‘We rijzen dagelijks uit ons op.’
Vicky Francken en Thomas Möhlmann