De huid van mijn poëzie is dun
De Maatstaf-poëzie-enquête revisited: veertig jaar geleden legde het literaire tijdschrift Maatstaf elf vragen voor aan achttien op dat moment zeer invloedrijke dichters en poëziecritici in een poëzie-enquête. Het leverde een canoniserende berg antwoorden, aan- en opmerkingen vanuit de poëzie zelf op. Op een dergelijke schaal is sindsdien eigenlijk nooit meer gevraagd wat dichters er nou zelf van vinden. Hoog tijd dus, vonden Awater en Poëziekrant, om de Maatstaf-enquête nog eens updated over te doen.
De twee poëzietijdschriften van de Lage Landen sloegen de handen ineen en legden een iets ruimere en meer diverse groep toonaangevende dichters in Nederland (15) en Vlaanderen (15) een bijgewerkte versie van de good old Maatstaf-enquête voor. Omdat de wereld van nu drastisch anders is dan die van veertig jaar terug, moesten de enquêtevragen natuurlijk evenredig drastisch worden aangepast. Alleen vraag 6, de vraag naar de mogelijk- en wenselijkheid van vernieuwing, werd woordelijk uit de eerste enquête herhaald. Opvallend genoeg werd die vraag in 1983 met een grotere vanzelfsprekendheid beantwoord dan nu. Een andere vanzelfsprekendheid van 1983, die in 2023 geheel verdwenen lijkt, is dat de respondenten van destijds 100% wit waren, op twee na allen van boven de Nederlands-Belgische landsgrens en op één na allemaal man.
De uitwerking van de antwoorden door Thomas Möhlmann en Carl De Strycker is te lezen in een artikel onder de titel 'De huid van mijn poëzie is dun' en is te lezen in de net verschenen edities van Awater en Poëziekrant.
De vragen anno 2023
1. In 1983 werd de dichters die aan de poëzie-enquête van tijdschrift Maatstaf meededen als eerste gevraagd in hoeverre hun poëzie aansloot bij Nederlandse poëtische tradities en stromingen. Is er tegenwoordig volgens u nog sprake van stromingen in de Nederlandstalige poëzie? En zo ja: welke zijn dat dan?
2. Kunt u uw eigen werk positioneren binnen het huidige poëzielandschap?
3. Leest u buitenlandse poëzie en werkt deze door in uw eigen werk? Bent u van mening dat buitenlandse poëzie duidelijk van invloed is (geweest) op de ontwikkeling van de Nederlands talige poëzie tot op heden?
4. Waarin onderscheidt de hedendaagse Nederlandstalige poëzie zich volgens u, internationaal gezien en ten opzichte van vroegere periodes?
5. Ziet u de Nederlandstalige poëzie als één geheel, of vormen de Nederlandse en de Vlaamse poëzie twee verwante maar onderscheiden werelden?
6. Is er volgens u op formeel en/of inhoudelijk niveau nog vernieuwing van de poëzie mogelijk? Acht u zo’n vernieu wing wenselijk?
7. Denkt u dat maatschappelijk engagement (on)mogelijk en/of noodzakelijk is in de poëzie? Moet poëzie de maatschappelijke, etnische en seksuele diversiteit vertegenwoordigen?
8. Poëzie bereikt een minder groot leespubliek dan proza; heeft u daar een verklaring voor? Vindt u dat in papieren media genoeg (kritische) aandacht wordt besteed aan poëzie, en op internet? Hoe beoordeelt u de kwaliteit van de poëziekritiek in Nederland en Vlaanderen?
9. Heeft u als dichter baat bij de vele festivals, podia en manifestaties met en rond poëzie die in de laatste jaren zijn ontstaan? Zorgen optredens bijvoorbeeld voor een groter lezersschare of een welkome aanvulling op uw inkomen? Haalt u voldoende bestaansmiddelen uit uw werk als dichter, of vult u die aan met andere inkomsten?
10. Vindt u dat ‘nieuwe’ vormen als slam, spoken word en instapoëzie de poëzie verrijken of verarmen? En waarom?
11. Welke dichter beschouwt u als de belangrijkste, voor uzelf of de poëzie in het algemeen?
De oorspronkelijke Maatstaf-enquête is in de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren nog altijd in z’n geheel terug te vinden: Maatstaf
De volledige antwoorden van de individuele dichters vind je hier:
Maria Barnas, Yousra Benfquih, Anna Borodikhina, Dean Bowen, Tsead Bruinja, Geert Buelens, Ellen Deckwitz, Paul Demets, Lotte Dodion, Ingmar Heytze, Peter Holvoet-Hanssen, Sasja Janssen, Elten Kiene, Hester Knibbe, Ruth Lasters, Delphine Lecompte, Erik Lindner, Lotte Loncin, Nisrine Mbarki, K. Michel,Roelof ten Napel, Tijl Nuyts, Alfred Schaffer, Willy Spillebeen, Michaël Vandebril, Lies Van Gasse, Arno Van Vlierberghe, Anne Vegter, Peter Verhelst en Ad Zuiderent